Evaluatie van regels voor referenda met betrekking tot aanwijzen winnaar
Aangezien de opkomst bij het Oekraïne-referendum 32% bedroeg en van de (100%) stemmers 61% tegen was en 39% vóór is het neekamp uitgeroepen tot winnaar. Het betrof hier een raadgevend referendum; het heeft er de schijn van dat politici, kabinet en Kamer het referendum hebben opgevat als een correctief referendum. Dat wil zeggen er wordt gehandeld alsof het neekamp tegemoet moet worden gekomen: de premier zoekt naar wegen om het verdrag met Oekraïne zo aan te passen dat de Kamer het OK vindt. Het heet dan dat de 61% nee-stemmers recht moet worden gedaan.
In de vorige paragrafen is betoogd dat de 61% nee-stemmers van de stemmers in feite 20% van het totale electoraat is en dat het neekamp daarmee slecht scoort.
De opkomst bedroeg 32% en is daarmee slecht tot zeer slecht.
Deze waarderingen zijn gebaseerd op het fundamentele uitgangspunt dat een electoraal zwaartepunt M volkomen toevallig is (33%) en een electoraal zwaartepunt m eveneens volkomen toevallig (67%). De werkelijke uitkomst met betrekking tot een advies tegen is zodanig lager dan M dat ze als Slecht kan worden bestempeld. En de werkelijke opkomst (av + at + bs+os) is zodanig lager dan m dat ze als slecht tot zeer slecht kan worden beoordeeld. Toch zijn deze uitkomsten als voldoende beoordeeld; hetgeen niet in strijd is met de wet.
Naar mijn overtuiging impliceren deze wettelijk kloppende interpretaties van de uitslagen dat de regels om een winnaar aan te wijzen bij een raadgevend referendum waardeloos zijn. Het is onlogisch dat een optie at (advies tegen) welke Slecht scoort bij een slechte tot zeer slechte opkomst tot winnaar kan worden uitgeroepen.
Het is van grote betekenis om de optie ga in een referendumreglement een positie te geven die weliswaar anders is dan die van een av of een at maar wel gelijkwaardig aan av en at. ga betekent objectief dat er geen advies wordt gegeven aan het kabinet (ingeval het Oekraïne-referendum). Dit impliceert objectief dat het kabinet ingeval de uitslag wijst op een dominante positie van geen advies (ga) het kabinet de adviezen vóór of tegen terzijde kan leggen. Het reglement moet onder meer bepalen wanneer er sprake is van zo’n dominante positie ga.
Dat de wetgever niet op directe wijze rekening heeft gehouden met de optie ga (blanco stemmers plus ongeldige stemmers plus thuisblijvers) –indirect wel via de minimumopkomst– is een tekortkoming, al was het maar dat 20% tegenstemmers bij 68% geen advies totaal iets anders is dan 61% tegenstemmers bij nul procent geen adviesgevers. De percentages zijn van het totale electoraat genomen.
N.B. de 20% tegenstemmers van het totale electoraat vormen bij het Oekraïne-referendum 61% van alle uitgebrachte stemmen. De bewering dat met 61% van de uitgebrachte stemmen de advies tegen-groepering de uitdrukking is van de wil van de meerderheid van de bevolking geeft een volstrekt vertekend beeld van de werkelijkheid waarbij 68% van de stemgerechtigden thuis is gebleven.
Lees verder: Voorstel voor een rationeel reglement om winnaar referendum aan te wijzen
Terug naar inleiding